anthon fotograaf

Anthon Beeke, mentor op afstand

 

Zonder dat hij er zich ooit een seconde van bewust is geweest, heeft Anthon Beeke er mede toe bij gedragen dat ik de fotograaf ben geworden, die ik nu ben.
Hoewel ik officieel een opleiding  tot schrijvend journalist volgde, met fotografie als bijvak, bekoorde het journalistieke schrijven me maar matig. En ook over de journalistieke fotografie was ik niet erg enthousiast. Ik fotografeerde begin jaren tachtig, een  tijd van enorme (jeugd)werkeloosheid, als vrijwilliger voor het verenigingsblad van “het verbond voor homoseksuelen”, het COC. En hoewel toentertijd de grote demonstraties wel voor enige fotografische opwinding zorgde, stond er op veel van de foto’s altijd wel iemand achterin beeld met een fout, aandacht trekkend overhemd. Iets wat me totaal niet beviel. Ik verlangde naar iets anders, maar wist niet wat.
Tot ik op een dag doelloos het Stedelijk Museum bunnen wandelde en ik daar voor het eerst een aanwijzing zag naar wat dat “anders” zou kunnen zijn. Bij de entree  hingen  een paar affiches van de hand van Anthon Beeke. Als door de bliksem getroffen werd mijn aandacht getrokken door het ontwerp en met name het fotografische beeld dat hij had gemaakt voor de voorstelling  “Troilus en Cressida”, van toneelgroep Globe. Een zwart-wit foto van een detail van een naakte, voorovergebogen vrouw, gezadeld als een paard, ingesmeerd met olie en met in het centrum van het beeld vol zicht op haar achterste en haar harige vagina. De mollige bovenbenen  waren strak ingesnoerd met leren riemen. Ik was met stomheid geslagen en wist meteen: “dat wil ik ook”. Het indrukwekkende beeld zette mij op het spoor van de geënsceneerde studiofotografie.

Tien jaar later, toen ik al enige jaren definitief had gekozen voor het werken in de studio, werd ik door Ivo van Hove gevraagd de affiches te fotograferen voor het Zuidelijk Toneel, de opvolger van Toneel groep Globe. Mijn eerste  foto werd een onbedoelde ode aan het werk van Anthon. Alleen fotografeerde ik geen vrouw van achteren, maar een man van voren, ook naakt.  Zijn geslachtsdeel  en schaamhaar waren duidelijk zichtbaar, zijn lichaam was zwart gemaakt en ingeölied, hij droeg in iedere hand een koeienhart en niet zijn benen waren ingesnoerd, maar zijn nek was omwonden met een grof touw. Anthon’s beeld was zwart-wit, mijn beeld deels in paars en rood.  Terugkijkend zie ik onmiskenbaar zijn invloed. Net als hij was ik op zoek naar de aandacht van de vluchtige passant, die slechts een seconde de tijd nam om de driehoeksborden te bestuderen. En net als Anthon was en is het menselijk lichaam een belangrijke inspiratiebron.
Het toeval wilde dat gedurende die jaren Anthon Beeke voor Gerardjan Rijnders’ Toneelgroep Amsterdam alle beelden creëerden. Voor mij was dit een enorme uitdaging. Jong en agressief als ik was, wilde ik minimaal met mijn beelden in de buurt komen van de zeggingskracht van zijn ontwerpen en fotografie.  Ongeveer tweemaandelijks fietste ik met grote ogen door de stad (die toen nog “billboardloos” was), op zoek naar zijn en mijn beelden. Vol competitiedrang spiedend of deze keer mijn beeld er uit sprong of dat van hem. Vaak moest ik mezelf met tegenzin toegeven dat ik het tegen hem aflegde, maar soms trof ik de roos en dan kon ik mijn blijdschap niet op.
Zo was Anthon, gedurende een aantal jaren, mijn mentor op afstand. Door zijn werk op de driehoeksborden leerde ik hoe te communiceren in een paar seconden. Ik vond het dan ook een verademing toen ik dit voorjaar door de stad fietste en zag dat zijn handschrift nog onmiskenbaar  aanwezig is; overal zag ik affiches met een afbeelding van een gezicht, verborgen achter een ring met daarin een aantal geborduurde starende ogen. In een nanoseconde herkende ik de hand van de meester en werd ik ook nog eens geattendeerd op de Kunst RAI. Een vos verliest dan misschien wel zijn haren, maar nooit zijn grote talent. Ik blijf hem altijd dankbaar.

 

tekst Erwin Olaf
foto Anthon springt
1999, gefotografeerd door Barbara van Ittersum